#37 - januari 2002

Ton Breuls - Groeve Michielsbergske te Valkenburg




Fons Leunissen - De kapellen van de Gemeentegroeve en Fluweelengrot

Dit artikel is het vervolg op het extra dikke themanummer SOK-Mededelingen 35 over de schuilkapellen uit de Franse tijd, maar kan ook afzonderlijk worden gelezen. Ook in dit artikel wordt zeer uitvoerig aandacht besteed aan de brede historische context, de lokale geschiedenis, de historiografie, de bouwhistorie en de huidige vormgeving van de betreffende kapellen.

“Ik zweer haat aan het koningschap en de anarchie en vasthoudendheid en trouw aan de republiek en de grondwet van het jaar III (1795)”. Deze eed moest tussen 1795 en 1801 in alle delen van de Franse republiek, dus ook het geannexeerde Zuid-Limburg, door alle priesters de worden afgelegd. Diegenen die weigerden, mochten hun ambt niet meer uitoefenen, verloren hun (kerkelijke) bezittingen en werden vervolgd indien ze hun ambt illegaal bleven uitoefenen. Ze riskeerden dan verbanning naar een strafkamp op een eiland en zelfs de doodstraf.

Max de la Croix, de kapelaan van Schin op Geul, weigerde de eed af te leggen en dook na verloop van tijd onder in de Valkenburgergroeve, waar een verblijf voor hem was ingericht en hij in een aangrenzende kapel missen las, de biecht afnam en kinderen doopte. De restanten van de kapel annex woonplaats werden in 1857 door een neef van de heldhaftige priester als bezienswaardigheid en statussymbool van de familie “gerestaureerd”, hetgeen betekent dat er veel geheel nieuwe elementen werden toegevoegd aan de overblijfselen van de kapel en de verblijfplaats van de pastoor. Nadat in 1853 de spoorlijn Maastricht--Aken werd gerealiseerd en in 1885 de eerste VVV van Nederland, de vereniging “Het Geuldal” was opgericht, kwam de Valkenburgergroeve in 1892 in handen van de gemeente Valkenburg die ze onder de naam Gemeentegroeve verder ging exploiteren als toeristische trekpleister. De “kapel uit de Franse tijd” was zo tot ver in de twintigste eeuw een van de topattracties van de rondleidingen, ongeacht dat hetgeen men te zien kreeg voor een groot deel bestond uit toevoegingen uit latere tijd.

Ook de pastoor van Valkenburg, Servatius Widdershoven, weigerde de eed af te leggen en hij dook onder in de Fluwelengrot en zette daar tot 1801 de uitoefening van zijn ambt voort. Ook voor hem zou een kapel en woongedeelte zijn gemaakt. De Fluwelengrot diende rond 1900 slechts als opslagplaats voor aardappels, maar toen de eigenaar zag dat de inkomsten van nabijgelegen Gemeentegrot de pan uit rezen, wilde hij uiteraard een graantje meepikken van het welig tierende toerisme in het inmiddels zeer populaire Valkenburg. De eigenaars van de Gemeentegroeve en de Fluwelengrot waren jarenlang fervente rivalen geweest m.b.t. de mergelwinning in hun groeven en die rivaliteit zette zich nu dus voort, maar dan als concurrentieslag om de inkomsten uit het groevetoerisme. Ook in de Fluwelengroeve waren er nog schaarse overblijfselen die getuigden van de “geloofsvervolging” en om die met het oog op het toerisme een stuk spectaculairder te maken, kreeg een plaatselijke kunstenaar de opdracht om op die plek een “kapel uit de Franse Tijd” te vervaardigen. Het resultaat is een mooie kapel met een imposant altaar en veel grote tekeningen en teksten op de wanden die echter, op een enkele uitzondering na, niet uit rond 1800 stammen, maar uit het begin van de twintigste eeuw. De aansluitende verblijfplaats van de pastoor is onmiskenbaar ook uit die tijd, hetgeen echter niet verhinderde dat deze kapel nog tot tamelijk recent als “’authentiek” werd gepresenteerd tijden de rondleidingen.

Conclusie: Beide kapellen zijn, ondanks dat ze grotendeels uit latere toevoegingen bestaan, “lieux de mémoires” die herinneren aan de lotgevallen van de eedweigeraars en het verzet van de bevolking tegen het Franse Regime. Daarbij zijn deze monumentjes tevens exemplarische relicten uit de begintijd van het massale groevetoerisme in Valkenburg.

Noot: In maart 2007 verscheen het boek “De plaets waer Gij staat, is heilig. Kapellen in de onderaardse kalksteengroeven van Zuid-Limburg” van Fons Leunissen. (Uitgever Silvertant Enterprises, Maastricht) ISBN 978-90-805212-6-1 Het driehonderd pagina’ s tellende boek wordt opgeluisterd door vele foto’s (van Henk Ramaekers en de werkgroep GRONOMA), illustraties en plattegronden en beschrijft de historische context, lokale geschiedenis, bouwhistorie en vormgeving van de ruim vijftien onderaardse kapellen van Zuid-Limburg. Het boek is uitverkocht en alleen nog te lenen in diverse bibliotheken.