#41 - december 2004

John Hageman, Peter Jennekens, Henk Ramakers, Ger Wishaupt - Het Houbenbergske uitgelicht

Vier leden van de SOK, verenigd in de werkgroep GRONOMA (Groeveonderzoek Noordoostelijke Maashelling) hebben het Houbenbergske 1 in Groot-Welsden uitgebreid “uitgelicht”.

In hun verslag wordt allereerst getracht de naam van de groeve te verklaren. De naam Houben komt al rond 1600 – 1700 voor in de Heerlijkheid Wijlre en in een archiefstuk uit het jaar 1732 is er ook al sprake van de “Houbenberg”. Maar het zal wel altijd onbekend blijven wie of wat zijn naam gegeven heeft aan deze kleine, maar mooie “boerenberg”.

De groeve is ontgonnen in de Kalksteen van de Schiepersberg, een eigenlijk inferieure bouwsteenlaag. De kwaliteit van de steen laat sterk te wensen over en hij is vaak verontreinigd door inspoelingen, vuursteen en diverse vormen van karst. Voor de blokbrekers, die hier getracht hebben hun bouwsteen te winnen, zal het een kwelling zijn geweest, maar voor de geoloog is de groeve een paradijsje met zijn scala aan horizontale en verticale karst en de gevolgen daar van.

Ook de biologische aspecten van de groeve zijn aan een onderzoek onderworpen. Cavernicolen (in grotten voorkomende dieren) alsmede trogloxene soorten (min of meer toevallige grottengasten) passeren de revue. De nieuwe verticale toegangsschacht speelt in deze een grote rol, omdat onder in de schacht een sprake is van een eigen microklimaat en in samenhang met de nabijgelegen, dichtgemetselde ingang – waardoor onder andere interessante luchtstromingen ontstaan in zomer- en wintermaanden – is deze zelfde schacht debet aan een diversiteit van mogelijke levensvormen. Tijdens de laatste vier vleermuistellingen werden in totaal 72 dieren aangetroffen, waarbij het opvallend is dat ongeveer 55 % daarvan bestaat uit ingekorven vleermuizen (Myotus emarginatus.)

Uit het graafrichtingenonderzoek (dit is de voortgang van de exploitatie aan de hand van sporen van ontginning op de plattegrond intekenen) kan de conclusie worden getrokken, dat oorspronkelijk de groeve uit twee gedeeltes heeft bestaan, met ieder een eigen ingang! De verbinding tussen de twee groeven bestaat uit drie gangen, waarbij het opvalt dat men bij twee van de drie gangen, precies op de grens, door een verticaal vuursteenscherm heeft moeten breken om in het ander gedeelte te komen.. Uit oude kadasterkaarten uit 1841 en 1842 blijkt dat de twee ingangen in twee verschillende gemeentes lagen: Margraten en Wijlre.

Bij de inventarisatie van opschriften en inkrassingen valt het op dat er weinig tekeningen, maar veel namen met data op de wanden staan. Daarnaast zijn er maar liefst 250 halstergaten, waaraan het vee werd vastgelegd, geteld. Het oudste opschrift gaat terug tot 167?. Verder staan er veel 18e eeuwse jaartallen genoteerd. De namen zijn van families uit de buurt. De oudste verwijzing naar een blokbreker werd in 1745 opgetekend. De onderzoekers hebben in het artikel de namen als het ware gebundeld in clusters, die verwijzen naar onder meer het blokbreken, andere beroepen, oorlog, religie, varia, enzovoorts.

De GRONOMA beëindigt haar artikel met het verslag van een drietal interviews van oudere buurtbewoners, die nog veel wisten te vertellen over met name hun jeugdjaren en de rol die de groeve gespeeld heeft in de laatste wereldoorlog als schuilplaats voor de locale bevolking. Daarbij is het interessant het verhaal te lezen van de joodse onderduiker Harry of Herman Koe (Kühlman), waarvan zelfs een foto is opgedoken, die destijds in de groeve gemaakt is.
De auteurs hopen met de weergave van hun verslag, dat het een opzet zal kunnen voor verder onderzoek in deze kleine, maar prachtige “boerenberg”.