#55 - oktober 2011

Kevin Amendt, Peter Jennekens - Ontginningsonderzoek en een karrenweg in de Caestertgroeve

Het groeveonderzoek wordt, naarmate de jaren vorderen, steeds gedetailleerder en nauwkeuriger uitgevoerd. Het onderzoek naar de ontginningen werd vroeger slechts globaal uitgevoerd, maar door het vervaardigen van graafrichtingkaarten kwam daar een kentering in. Sindsdien zijn allerlei methoden verder ontwikkeld om informatie, verkregen tijdens veldonderzoek, te spiegelen op kaartmateriaal. Het onderzoek in de groeven naar ontginningsfases aan de hand van werkrichting, doorbraken en werkmethoden en het gericht zoeken naar sporen levert oneindig meer informatie dan het zoeken in of naar schaars geschreven bronnen in bibliotheken en archieven. De resultaten van het omvangrijke ontginningsonderzoek in de Caestertgroeve zijn verwoord in dit artikel.

In het onderzoek van de auteurs werden ook de jongste delen van de groeve, ontgonnen voor het verkrijgen van mergelpoeder- en brokken, betrokken. Het meest zuidelijk deel van de Caestertgroeve, het zogenaamde Kapelgedeelte, is grotendeels ontgonnen voor de winning van losse mergel. Het bijzondere is dat dit deel oorspronkelijk een separate groeve was, gescheiden van de Caestertgroeve door een omvangrijke geologische breuk met een nog goed zichtbare verticale verschuiving van circa 3 meter. Dat zorgde voor het hoogteverschil tussen beide groevedelen. Daarom werden vanuit aparte ingangen aan beide zijden van de breuk ontgonnen. Door de slechte kwaliteit van de steen in de directe omgeving van het breukvlak was er geen reden om gangen tussen beide delen te drijven. In totaal ontstonden er slechts vijf verbindingen. Om de gewonnen mergel uit het hoger gelegen Kapelgedeelte via de lager gelegen Caestertgroeve naar buiten te vervoeren moest het hoogteverschil van drie meter overwonnen worden. Daarvoor werd een speciale transportweg aangelegd. Het traject en de uitvoering van de karrenweg werd uitvoerig onderzocht en de nog goed zichtbare sporen van de aanleg leverden verrassende details op.


Ton Breuls - Schachten en luchtkokers

Tot grofweg de jaren '60 van de vorige eeuw werd in nagenoeg iedere onderaardse groeve van het mergelland champignons gekweekt. De paddenstoelen hadden in een bepaalde fase van hun groei een actieve luchtcirculatie nodig en die werd niet of niet voldoende verkregen door een of meer ingangen. Om dit wel te bereiken werden luchtkokers of schachten gemaakt, die de in- of uitstroming van lucht bewerkstelligden. Ontelbare kokers kan of kon men op de plateaus boven de honderden groeven aantreffen. Wanneer, hoe en door wie werden de kokers gemaakt? Wie bepaalde ondergronds of bovengronds de plaats, waar dat moest gebeuren? Ging er wel eens iets mis en hoe stond het met de veiligheid van werken? Welke soorten schachten of kokers treffen we aan? Hoeveel waren er oorspronkelijk? Wat is het verschil tussen kokers en schachten? Waarom zijn de meeste verdwenen? In dit artikel wordt nader op deze vragen ingegaan. Belangrijk in de beantwoording van de vragen zijn ook de getuigenverslagen van twee oudgedienden, die in de streek bekend stonden als "schachtafdieper" of "luchtkokerboorder". Zij wisten te verhalen van details, die in geen enkel archief terug te vinden zijn. Aan de hand van deze verhalen en aan sporen in de groeven wordt het afdiepen van schachten of het boren van luchtkokers gereconstrueerd. Tenslotte worden de gevonden werktuigen als boorkoppen of boorinstallatie beschreven en ingepast in de getuigenverslagen.


Jacques Maes - De laatste merkwaardige en excentrieke bewoner op de Sint-Pietersberg

Het is geen artikel dat over een ondergronds gangenstelsel gaat, maar over de bovengrond van de Sint-Pietersberg, met zijn laatste merkwaardige en zonderlinge bewoner. Dit jaar is het namelijk precies vijftig jaar geleden dat Rick Linn dood werd aangetroffen in zijn gammele woonwagen op de Sint-Pietersberg. De auteur beschrijft uitgebreid de zeer rijke en bijzondere levensloop van Linn. Hij heeft hem nog goed gekend toen hij in Heer in een woonwagen woonde en later, toen hij "verhuisd" was naar de Sint-Pietersberg, in de buurt van de Duivelsgrot. Daar heeft Linn nog elf jaar gewoond, vrijwillig verstoken van alle comfort. Omringd door krantenartikelen, foto's, kruidenverzameling en studieboeken. Want hij was een bijzonder erudiet man, die (naar hij zelf beweerde) maar liefst dertien talen sprak en afgestudeerd mijnbouw- en landbouwkundig ingenieur was. In 1961 werd Linn dood aangetroffen in zijn woonwagen en met hem verdween een bijzondere en kleurrijke verschijning.