#8 - december 1985

J. Slenter - Enige bijzonderheden over het ontstaan van de Nieuwe Groeve




Frank Vossen - Collasberg of Marresberg?




Ton Breuls - "Als sy in den graet wilden afcomen"




John van Schaik, C. Starmans - Het water in de Gemeentegrot




Aldo Voûte - De vleermuizen in de Nieuwe Groeve achter St. Joseph

In deze groeve, waar al eerder door Leo en Pieter Bels incidenteel vleermuizen werden geïnventariseerd, voerden de Utrechtse vleermuis onderzoekers Sluiter en Van Heerdt vanaf 1952 tot en met 1985 (met een onderbreking tussen 1967 en 1975) nauwgezette vleermuistellingen uit. Hun waarnemingen wijzen uit dat deze middelgrote overzichtelijke groeve in die periode nooit een rijke overwinteringsplaats is geweest. Het maximale aantal overwinterende dieren was 37. Beeldbepalend waren in die tijd Myotis dasycneme (Meervleermuis), M. Daubentonii (Watervleermuis) en M. Mystacinus (Baardvleermuis). In de telperiode nam M. Daubentonii duidelijk in aantal toe en liep M. Mystacinus tot bijna nul terug.

(Erratum: in figuur 2 en 3 zijn de namen van Baardvleermuizen en Watervleermuizen verwisseld)


Han Bochman - 16e eeuwse valsmunters in een nog oudere groeve




Jacques Diederen - De onderaardse gangen onder de kasteel ruïne te Valkenburg




Ed de Grood - In Memoriam Hub Rademakers

De voorloper van het Mijnbouwbesluit, het z.g. Groevenreglement 1947, bleek ongeschikt voor de nieuwe functies (vooral vleermuisreservaat) van de intussen meestal verwaarloosde onderaardse groeven. Op dat moment kreeg de SOK een grote vriend in de persoon van Hub Rademakers, Inspecteur van het Staatstoezicht op de mijnen in Heerlen. Deze aimabele en positief ingestelde persoonlijkheid heeft vaak geholpen bij het soepel interpreteren van de regelgeving zodat verwaarloosde onderaardse groeven toch een nieuw leven geboden kon worden. Hij overleed helaas plotseling en veel te vroeg.